Het verhaal van de Moeder’s Geuren – het begin

Ons verhaal begon eind 1975 toen wij, twee vrienden 22 en 23 jaar oud, naar een landbouwproject in de buurt van Auroville, de internationale stad vlakbij Pondicherry in Zuid-India, vertrokken. Het project had ons aangetrokken door een verslag van Ruud Lohman in zijn (dag)boek ‘Alle dingen nieuw’. Hij beschreef hoe de mensen daar samen met de natuur het werk deden. ‘Tree hugging avant la lettre’ zou je kunnen zeggen. We waren gewaarschuwd: geen westers voedsel, wonen en werken onder primitieve omstandigheden. En dat klopte helemaal: niet alleen geen westers voedsel maar regelmatig geen avondeten (als we aan het eind van de dag de assistent van de kok in een veld onkruid zagen wieden of in een boom bloemen aan het plukken wisten we dat er avondeten zou komen), ons hutje werd onder onze ogen gemaakt van palmbladeren en stro en na een paar maanden kregen we elektrisch licht: een peertje van 25 watt. Een van ons was langer dan 2 meter, maar dat was voor het bed geen probleem: het werd met bamboe palen op maat gemaakt en bespannen met touw (hij heeft nooit meer zo’n fijn bed gehad: een bed waarin hij paste!). Elke week waren de touwen zo doorgezakt dat we ons bed opnieuw moesten spannen, maar ook dat ging gemakkelijk. We hadden al gauw een grote stok naast ons bed staan. De muizen in het stro van het dak waren vooral ‘s nachts actief. De eerste die van het geritsel wakker werd sloeg met de stok tegen het dak zodat de muizen even rustig waren. En dan gauw in slaap vallen voor ze weer gingen ritselen.
We werkten in het Jasmijnveld en het Rozenveld, we irrigeerden de landerijen ‘s nachts als de werkers niet op kwamen dagen en we waren verantwoordelijk voor de sprinkler installatie, die alleen ‘s nachts draaide als er stroom was.  Die tijd staat in ons geheugen gegrift. De sprinklerpomp moest voortdurend scherp in de gaten worden gehouden want als de motor uitviel door gebrek aan waterniveau of een foute handeling, moest iedereen wakker gemaakt worden: de tractor gehaald die zonder startmotor alleen door een kar met ossen naar de sprinklermotor getrokken kon worden en die met zijn accu de accu van de sprinklermotor moest opladen omdat die accu niet meer werkte. Bovendien moest elk anderhalf uur de sprinkler zelf in het veld verplaatst worden waarbij de motor moest blijven draaien. Hachelijke situaties want je wilde niet dat 6 mensen en 2 ossen wakker moesten worden gemaakt door jouw foutief handelen. Ons verantwoordelijkheidsgevoel was hierdoor groot: een keer was een van ons bij de sprinklermotor gestoken door een schorpioen. De ander rende naar de huisjes waar mensen sliepen om hulp te halen. Hij kwam maar niet terug en de pijn steeg omhoog van de enkel naar de knie en hoger. We dachten toen nog dat een steek van een schorpioen dodelijk was. Na meer dan een half uur kwam hij terug met hulp en thee. Wat was het geval: nadat hij de manager van het project wakker had gemaakt, had die hem gevraagd of hij thee wilde. Uit beleefdheid en thee verlangen had hij ja gezegd. Zijn vriend lag even verderop dood te gaan, maar ja: ‘what to do?’ Na het thee zetten en een kopje drinken kwamen ze op hun gemakje aanzetten met thee en gelukkig het medicijn om de steek te neutraliseren: een wit en een zwart kristal op de plaats van de steek leggen en een druppel water erop. Een enorm felle steek door heel het lichaam is het gevolg; daarna verspreidt de pijn zich niet verder en wordt hij langzaam minder. De plek is echter zo gevoelig dat je op 5 cm afstand van de huid je hand erboven kan voelen: een onvergeetbare sensatie.

Een andere levensveranderende ervaring was regen. We hadden maanden lang velden geïrrigeerd: dijkjes maken en dijkjes weghalen om elke keer een klein kaveltje te bevloeien. Op een dag waren we aan het snoeien in het Rozenveld en begon het te hozen: binnen 10 minuten stonden we tot over onze enkels in het water. De natuur had nog nooit zoveel indruk op ons gemaakt. Maanden irrigeren deed de natuur in overtreffende trap na in een paar minuten. We hebben ons nooit zo klein gevoeld tegenover die almachtige natuur. Maar na die beduusdheid kwam al gauw de vreugde: we dansten en sprongen een gat in de lucht van zoveel zegen. Regen is altijd een zegen gebleven voor ons, ook terug in de regen in Nederland. De Natuur onze grote vriend.

Na een avontuurlijk jaar in de aarde te hebben gewerkt werden we gevraagd of we een wierookfabriek op wilden zetten. Een droom die uitkwam, alleen we hadden noch verstand noch opleiding. ‘Juist daarom vragen we jullie. Met verstand van wierookmaken ga je dezelfde soort wierook kwaliteit maken die er al is; wij willen juist een kwaliteitswierook. Een gat in de markt in de VS weten we.’

Elke dag meerdere keren ruiken aan de 20 flessen met geuroliën die klaarstonden en na een paar dagen: proberen. Bij de presentatie van onze eerste proef vielen de mensen letterlijk van hun stoel. Zoiets moois en fantastisch hadden ze nog nooit van hun leven geroken. Het was Sandelhout met de hoogste kwaliteit sandelhoutpoeder verrijkt met een enorme scheut sandelhout olie.
Later bleek deze sandelhoutwierook veel te duur en moesten we de hoeveelheid sandelhout olie met 90% verminderen, maar de toon was gezet: we zaten op het spoor van de beste wierook ter wereld.

Al snel bleek dat onze kwaliteit onvergelijkbaar was met alles op Indiase markt. We hadden zonder het te beseffen de oude traditionele manier van wierookmaken herontdekt. Alle merken hanteren de dip-methode: je laat daarbij geurloze wierookstokjes rollen en in de fabriek dompel je de stokjes in parfumolie die verdund is met goedkope chemische geurloze oliën om de prijs te drukken. De dip-methode is op alle gebieden goedkoper, maar ook effectiever doordat de geur sterker wordt en zich sneller en beter verspreidt (een groot voordeel voor India, maar een groot nadeel in onze gesloten huizen, voor onze gezondheid en voor onze Westerse neus waarvoor zoveel geurgeweld al gauw teveel is).

Wij rollen met wat de masala-methode wordt genoemd: je mengt de wierookpoeders met de parfumolie en voegt water toe. Het deeg rol je om de bamboe stokjes. Het is een stuk duurder qua parfumolie en arbeidskosten maar onvergelijkbaar beter in kwaliteit en voor onze gezondheid. Wij waren de eerste natuurzuivere wierook op de markt en zijn dat naar alle waarschijnlijkheid nog steeds. Een groot voordeel van de masala-methode is ook dat het kinderarbeidvrij is. De geurloze stokjes van de dip-methode worden namelijk thuis gerold waar kinderen mee kunnen rollen. Onze stokjes worden in de wierookfabriek onder supervisie gerold.

Onze leidraad in de ontwikkeling van wierookgeuren is wat de parfumbijbel van W.A. Poucher wordt genoemd. Poucher was een Engelse parfumeur die hoofdparfumeur was bij Yardley. Zijn parfumboek is in de dertiger jaren geschreven met als basis de natuurlijke oliën en ingrediënten van bloemen, planten en bomen. Het gebruik van chemische en synthetische stoffen was toen nog spaars. Hierdoor waren onze wierook- en geurformules opgebouwd met louter natuurlijke ingrediënten en waren ze geïnspireerd op de formules van natuurlijke bloemenoliën zoals Lavendel, Jasmijn, Rode Roos, Kamperfoelie en Gardenia.
In de loop van de tijd kregen we meer en meer oliën en harsen tot onze beschikking en konden we experimenteren dat het een lieve lust was. Eerst hadden we van elk mogelijk ingrediënt wierook gerold zodat we konden ruiken of een ingrediënt geschikt was als wierookingrediënt: een ingrediënt dat niet goed brandde en een slechte geur of brandlucht achterliet werd uitgesloten. Zo kregen we een verantwoord arsenaal van oliën, harsen en poeders van kruiden en houtsoorten waar we uit konden kiezen. Elke dag formuleerden en rolden we 5 tot 10 nieuwe experimenten. Uiteindelijk zijn het er meer dan 1600 geworden.
Vanwege alle experimenten deden we een enorme ervaring op in combineren van ingrediënten die bij elkaar passen, die elkaar versterken, die een goede basis vormden, of een goede midden- of topnoot maakten, kortom, die harmoniseren. Zonder het te weten waren we de eersten die wierookmaken baseerden op een wetenschappelijk verantwoorde methode. We zagen later weleens formules van anderen en verbaasden ons hoe er nergens een gedachte achter zat. Het waren allemaal formules van ‘gooi-maar-in-mijn-pet’ en we zien wel wat er uit komt. Alles leek zonder kennis van parfums en op goed geluk gedaan. Natuurlijk zijn de geuren van andere wierookmerken niet allemaal broddelwerk, maar in hun geval zijn de geuren niet zelf geformuleerd maar gekocht bij de parfumindustrie en hun parfumeurs. In zo’n geval zijn het nooit geuren die door de mensen van het wierookbedrijf zelf zijn ontwikkeld. En het wierookbedrijf kent de samenstelling van het gekochte parfum ook niet, aangezien de parfumindustrie hun formuleringen altijd geheim houdt. Wij bleken het enige authentieke wierookbedrijf te zijn geworden en ook nog het enige bedrijf gespecialiseerd in natuurlijke bloemengeuren. Waar je met gezond Hollands boerenverstand al niet kan komen: we hadden zelfstandig een wierooklijn ontwikkeld die zich in alles onderscheidde van andere merken: wij waren authentiek gemaakt en gerold met natuurzuivere ingrediënten zonder chemische toevoegingen, door onszelf parfum-wetenschappelijk en parfum-artistiek verantwoord geformuleerd en bovendien het enige wierook bedrijf dat zelf weet wat in haar wierook zit :-).

Er was veel aan vooraf gegaan. We begonnen met 5 jonge vrouwen die geen van allen wierook konden rollen. Wij moesten het hen leren! De productie per rolster was 80 stokjes per dag, wat neerkomt op 3 pakjes wierook per dag. We maakten deegjes voor het rollen van 16 gram en verdeelden die dan. Aan het eind van de dag kreeg ieder zijn loon van 1 rupee 25 paise.
Echter, op een dag werd er aangebeld: 2 vrouwen stonden voor de deur. We komen voor werk, zeiden ze. Wat kunnen jullie vroegen we. ‘Wij kunnen wierook rollen.’ We vroegen hen snel binnen en zij lieten ons zien hoe je 1800 stokjes per dag kon rollen: een deegje van 16 gram was in 2 minuten op. We hebben eens een vrouw gehad die 3000 stokjes per dag kon rollen: het was een genot om naar zoveel perfectie te kijken.
Toen de stokjes er waren hadden we cellofaan zakjes nodig om ze in te stoppen. In die tijd in India kon je niets kant-en-klaar kopen: we moesten de zakjes zelf snijden en plakken. De productie was ook hier laag, maar steeg met de dag van 300 tot meer dan 2000 zakjes per lijmster per dag.
De volgende stap was een verpakking van papier bedenken en maken. We kozen voor het marmeren van papier zodat elk pakje uniek zou zijn en voor meer banen zou zorgen. Het marmeren bleek een avontuur op zich met vele ups en downs. Elke geur zou een eigen marmerpatroon krijgen en we hadden de beschikking over 6 kleuren papier en een 12-tal verfkleuren. Het eerste probleem was dat de verf niet goed hechtte aan het papier en er ontstonden kleine en grote bubbels in het patroon. Na veel geëxperimenteer ontdekten we dat we half-gelijmd papier nodig hadden, een soort vloeipapier dat we vroeger gebruikten bij het schrijven met inkt. Het tweede probleem was een marmermethode ontwikkelen die een nieuw soort patronen zou geven. We ontdekten dat druppels zilververf grote gaten sloeg in de verfpatronen, waardoor er eilandjes van kleur in een zee van zilver dreven. Een prachtig effect dat wij nog nooit eerder hadden gezien. Het laatste probleem was het reproduceren van verfmotieven. Sommige patronen lukten altijd, maar bij andere waren er geregeld problemen omdat het daarbij heel nauw luisterde. De volgorde van kleuren die in de bak met water werden gedruppeld was belangrijk, de hoeveelheid verf en toegevoegde lijnolie en wat later bleek nog een nieuwe factor. Die nieuwe factor ontdekten we bij een marmerpatroon dat we niet konden reproduceren. Wat we ook deden: volgorde van kleuren veranderen, meer of minder lijnolie, zelfs verwarmd water, het bleef niet lukken. Na ontelbare pogingen lukte het een van ons om het patroon terug te krijgen. Alle marmermeisjes en vrouwen kwamen rondom staan om te zien hoe het moest gebeuren en ook de volgende poging lukte. Iedereen aan de slag maar bij niemand anders lukte het. Na vele pogingen lukte het bij een meisje en na nog vele pogingen bij alle marmermeisjes. Opgelucht gingen we de trap af naar een ander werkgedeelte. Nog voor we de trap af waren: ‘sir, sir, het lukt niet.’ Terug boven lukte het weer wel. We hebben er nog tijden bij moeten blijven staan voor het ook bleef lukken als we wegliepen. Het was een levensles die weinigen kennen. Rupert Sheldrake schreef er later over en noemde het fenomeen morfo-genetische velden. Iets nieuws moet eerst vele malen herhaald worden voor er een soort groef ontstaat die het proces stabiel maakt, waardoor je bij herhaling gemakkelijk in de groef glijdt. Later gebruikten we dit fenomeen om te voorspellen hoe lang het zou duren voor men in een bepaald nieuw werk het gemiddelde plafond van productie zou halen.
Het volgende, het (uit)stansen en bedrukken van de gemarmerde vellen, was het eerste wat we niet zelf deden. Een drukkerij zou dat voor ons doen tot we zelf een drukkerij zouden opzetten. De eerste gedrukte pakjes kwamen op een avond: we hebben uren gekeken naar elk pakje. Agni is de vuurgod in Sanskriet en waar Agni Musk gedrukt stond zagen we een vuurvlam in verf. Zelfs de goden leken geïnteresseerd in onze nieuwe geuroffers. De pakjes waren zo mooi dat iemand zei dat consumenten het niet zouden merken als we er geen wierook in zouden doen.
Hiermee konden we alles wat we gerold hadden verpakken en was het product De Moeder’s Geuren of zoals het toen heette The Mother’s Fragrances, klaar en kon het verschepen naar de VS beginnen.
Er volgden nog vele ontwikkelingen zoals kegeltjes ontwikkelen en maken, andere geuren en verpakkingen. Maar na 3,5 jaar moesten we India verlaten omdat we geen visum meer kregen. De wierookfabriek werd voortgezet maar is zelfs nog een tijdje gesloten geweest. In 1986 echter nam een van ons het initiatief om The Mother’s Fragrances naar Nederland te halen en te distribueren en werd Mira International geboren op de verjaardag van Auroville.